v Bij stations die vooraf in de server zijn geïnstalleerd, zijn de voedings- en
v Controleer bij het installeren van een station of een van de stekkers van de
v Leid de signaalkabel zodanig dat deze de luchtcirculatie naar de achterkant van
Bij de computer worden de volgende kabels geleverd:
v Netsnoeren:Vier-aderige voedingskabels om de stations aan te sluiten op de
v Signaalkabels: Een signaalkabel is meestal plat en wordt ook wel platte kabel
Voor meer informatie over de vereisten voor SAS/SATA-kabels en voor het aanslui-
ten van SAS/SATA-apparaten, raadpleegt u de documentatie bij deze apparaten.
Ga naar http://www.lenovo.com/thinkserver en klik op het tabblad Options voor een
lijst van de ondersteunde opties.
Een adapter verwijderen
Voer de volgende stappen uit om een adapter te verwijderen:
signaalkabels al aangesloten. Als u besluit om een station te vervangen, moet u
altijd goed onthouden welke kabel bij welk station hoort.
signaalkabel is aangesloten op het station. Controleer ook of de stekker aan het
andere einde van de kabel is aangesloten op de systeemplaat of op een
compatibele adapter of controller die u hebt ge ïnstalleerd.
de stations of over de microprocessor of de DIMM's niet blokkeert.
voedingseenheid. Aan de uiteinden van deze kabels zijn plastic aansluitingen
bevestigd die op verschillende stations passen. De aansluitingen hebben ver-
schillende grootten. Voor een SATA-station kunt u een voedingskabel met vier
aders of een SATA-voedingskabel gebruiken. Gebruik slechts één van beide.
genoemd. U kunt er SATA- en SAS-stations mee aansluiten op de systeemplaat.
De server wordt geleverd met twee of drie typen signaalkabels:
– SATA-aansluiting (voor optische stations): De platte SATA-signaalkabel
heeft twee aansluitingen. Een daarvan is aangesloten op het optische station
en een ervan is aangesloten op een van de aansluitingen op de systeemplaat.
– Simple-swap SATA: Simple-swap SATA-modellen hebben vier SATA-kabels
die al zijn aangesloten op de systeemplaat en de achterplaat van de stations-
houder van het simple-swap station.
– Hot-swap SAS/SATA: Hot-swap SAS/SATA-modellen hebben afhankelijk van
het model een of twee gegevenskabels die de SAS/SATA-controller verbinden
met de hot-swap achterplaat. De gegevenskabel zorgt voor connectiviteit voor
de SAS- of SATA-stations die door de server worden ondersteund. Hierdoor is
voor deze stations geen verdere bekabeling nodig.
1. Lees de veiligheidsvoorschriften beginnend op pagina vii en
"Installatierichtlijnen" op pagina 31.
2. Zet de server en alle aangesloten apparatuur uit. Vervolgens ontkoppelt u alle
netsnoeren en externe kabels.
3. Ontgrendel en verwijder het zijpaneel (zie "Het zijpaneel verwijderen" op
pagina 35).
4. Verwijder alle kabels van de adapter of kabels die verhinderen dat u bij de
adapter kunt komen.
5. Open de achterste kaartklem 1 .
6. Als u een adapter van normale lengte verwijdert, druk dan op de vergrendeling
(twee blauwe punten) links op de voorste kaartklem totdat de vrijmaakhendel
rechts op de klem op zijn plaats vastklikt.
Hoofdstuk 5. Optionele apparaten installeren en vervangen
57